Welke bloedwaarden bij diabetes type 2?

11 weergave

Ter vaststelling van diabetes type 2 wordt de glycemie gemeten:

  • Nuchtere bloedsuikerspiegel (minstens 8 uur niet gegeten):
    • <100 mg/dl: Normaal
    • 100-125 mg/dl: Gestoord
    • ≥126 mg/dl: Mogelijk diabetes
Opmerking 0 leuk

Bloedwaarden voor de diagnose van diabetes type 2

Diabetes type 2 is een chronische aandoening waarbij het lichaam niet in staat is om insuline te produceren of er goed op te reageren. Dit leidt tot een verhoogde bloedsuikerspiegel, wat op lange termijn kan leiden tot complicaties zoals hart- en vaatziekten, nierfalen en blindheid.

Voor de diagnose van diabetes type 2 wordt de glycemie, oftewel de bloedsuikerspiegel, gemeten. Dit kan op verschillende manieren, maar de meest gebruikelijke is de nuchtere bloedsuikerspiegel.

Nuchtere bloedsuikerspiegel

De nuchtere bloedsuikerspiegel wordt gemeten nadat iemand minimaal 8 uur niet heeft gegeten. De volgende waarden worden gehanteerd voor de interpretatie van de nuchtere bloedsuikerspiegel:

  • Minder dan 100 mg/dl: Normale bloedsuikerspiegel
  • Tussen 100 en 125 mg/dl: Gestoorde nuchtere bloedsuikerspiegel (prediabetes)
  • 126 mg/dl of hoger: Mogelijke diabetes type 2

Als de nuchtere bloedsuikerspiegel wijst op mogelijke diabetes, kan de arts aanvullende tests uitvoeren, zoals een orale glucosetolerantietest (OGTT), om de diagnose te bevestigen.

Andere bloedwaarden

Naast de nuchtere bloedsuikerspiegel kunnen ook andere bloedwaarden worden gebruikt om diabetes type 2 op te sporen en te controleren. Deze omvatten:

  • HbA1c: Dit test meet het gemiddelde bloedsuikergehalte over de afgelopen 2-3 maanden. Een HbA1c van 6,5% of hoger duidt op diabetes type 2.
  • Postprandiale bloedsuikerspiegel: Dit test meet de bloedsuikerspiegel 2 uur na een maaltijd. Een postprandiale bloedsuikerspiegel van 140 mg/dl of hoger duidt op een gestoorde glucosetolerantie.

Het is belangrijk om te onthouden dat de diagnose van diabetes type 2 niet alleen op basis van één bloedtest wordt gesteld. De arts zal meestal een combinatie van tests gebruiken, samen met de medische geschiedenis en symptomen van de patiënt, om tot een diagnose te komen.