Wanneer moet je een automaat in neutraal zetten?

Wanneer moet je een automaat in neutraal zetten?

De automatische transmissie in je auto biedt verschillende standen, elk met een specifieke functie. Het is cruciaal om deze standen juist te gebruiken voor een veilige en efficiënte rijervaring. Een stand die vaak verkeerd begrepen wordt, is de neutrale stand (N).

Zet de automaat alleen in neutraal (N) bij stilstand. Denk aan situaties zoals stilstaan in file, wachten op een kruising, of wanneer de motor moet draaien terwijl de auto geparkeerd staat, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van onderhoud aan de motor. Rijden in neutraal is absoluut niet aan te raden en kan zelfs gevaarlijk zijn.

In sommige gevallen kan het systeem van je auto automatisch schakelen naar neutraal, bijvoorbeeld als je in een bepaalde parkeerstand staat of wanneer de motor moet worden gestart.

Waarom is rijden in neutraal gevaarlijk?

Het koppelen van de transmissie aan de motor gebeurt via de transmissie-componenten. Als de auto in neutraal staat, is er geen koppeling tussen deze mechanismen. Rijden in neutraal betekent dat de motor zonder de ondersteuning van de transmissie de wielen moet laten draaien. Dit is niet alleen inefficiënt, maar kan ook leiden tot schade aan de transmissie en het geheel van de aandrijving. Je kunt bovendien moeilijk of helemaal niet remmen.

Gebruik de parkeerstand (P) bij het parkeren

De parkeerstand (P) is de veiligste manier om je auto te parkeren. De transmissie is volledig ontkoppeld van de motor en de wielen, waardoor de auto stabiel blijft staan, zelfs op een helling.

Samenvattend:

• Zet de automaat in neutraal (N) alleen bij stilstand en wanneer de motor moet draaien zonder te rijden.
• Rijden in neutraal is niet toegestaan en gevaarlijk.
• Gebruik de parkeerstand (P) bij het parkeren.

Door deze richtlijnen te volgen, verzeker je een veilige en optimale werking van je automatische transmissie. Twijfel je over een specifieke situatie, raadpleeg dan je auto’s handleiding.