Hoeveel verleden tijden zijn er in het Spaans?

28 weergave
Het Spaans kent drie belangrijke verleden tijden: het voltooid tegenwoordige (pretérito perfecto), het onvoltooid verleden (pretérito indefinido) en het plusquamperfectum (pretérito pluscuamperfecto). Elk heeft een specifieke betekenis en gebruik.
Opmerking 0 leuk

Hoeveel verleden tijden zijn er in het Spaans?

Het Spaans kent drie belangrijke verleden tijden:

  • Presente de indicativo (voltooid tegenwoordige tijd)
  • Pretérito indefinido (onvoltooid verleden tijd)
  • Pretérito pluscuamperfecto (plusquamperfectum)

Elk van deze tijden heeft een specifieke betekenis en gebruik:

Presente de indicativo (voltooid tegenwoordige tijd)

De voltooid tegenwoordige tijd wordt gebruikt om:

  • Acties te beschrijven die in het verleden begonnen zijn en nog steeds voortduren in het heden.
  • Ervaringen of prestaties uit te drukken die in het verleden zijn opgedaan en die nog steeds relevant zijn in het heden.
  • Onbepaalde acties in het verleden te beschrijven, vooral als de exacte tijd niet belangrijk is.

Voorbeeld:

  • He vivido en España durante muchos años. (Ik heb vele jaren in Spanje gewoond.)

Pretérito indefinido (onvoltooid verleden tijd)

De onvoltooid verleden tijd wordt gebruikt om:

  • Afgeronde acties in het verleden te beschrijven.
  • Herhaalde of gebruikelijke acties in het verleden te beschrijven.
  • Acties in het verleden te beschrijven die een direct gevolg hadden op de huidige situatie.

Voorbeeld:

  • Ayer comí una pizza. (Gisteren at ik een pizza.)

Pretérito pluscuamperfecto (plusquamperfectum)

De plusquamperfectum wordt gebruikt om:

  • Acties in het verleden te beschrijven die voorafgingen aan andere acties in het verleden.
  • De voltooiing van een actie in het verleden te benadrukken voordat een andere actie plaatsvond.

Voorbeeld:

  • Cuando había llegado a casa, mi esposa ya se había ido. (Toen ik thuis aankwam, was mijn vrouw al weggegaan.)

Het is belangrijk op te merken dat er in het Spaans nog andere verleden tijden zijn, zoals de imperfecto de indicativo (onvoltooid verleden tijd) en de futuro perfecto (voltooid toekomende tijd), maar deze worden minder vaak gebruikt dan de hierboven genoemde.