Welke werkwoorden worden gebruikt met zijn?

2 weergave

De werkwoorden die frequent met zijn gecombineerd worden, omvatten onder meer beginnen, blijven, komen, gaan, gebeuren, vergeten, worden, lukken, mislukken en slagen, alsmede hun samenstellingen. Deze combinaties beschrijven een staat van zijn, een proces of een resultaat.

Opmerking 0 leuk

Zijn: Meer dan alleen een koppelwerkwoord – De reis van verandering en staat

“Zijn” is een van de meest fundamentele werkwoorden in de Nederlandse taal. We kennen het als het koppelwerkwoord dat een subject met een naamwoordelijk deel verbindt (bijvoorbeeld: “Hij is een dokter”). Maar “zijn” is veel meer dan dat. Het speelt een cruciale rol in de vorming van de voltooide tijd van bepaalde werkwoorden, waardoor we de reis van verandering, een staat van zijn of het resultaat van een actie kunnen beschrijven.

De selectie van werkwoorden die “zijn” gebruiken in de voltooide tijd is niet willekeurig. Deze groep deelt een belangrijke eigenschap: ze duiden vaak een verandering van toestand aan, een beweging, een proces, of het bereiken van een bepaald resultaat. Denk aan de volgende voorbeelden:

  • Verandering van toestand: “Het blad is verkleurd” (een proces van kleurverandering), “De prijs is gestegen” (een proces van waardeverandering).
  • Beweging: “Hij is naar huis gegaan” (een fysieke verplaatsing), “De vogel is gevlogen” (een beweging door de lucht).
  • Proces: “Het water is gekookt” (een proces van verhitting), “De boter is gesmolten” (een proces van faseovergang).
  • Resultaat: “Het is me gelukt” (een succesvol resultaat), “Het is mislukt” (een onsuccesvol resultaat).

De lijst van werkwoorden die frequent met “zijn” gecombineerd worden in de voltooide tijd is aanzienlijk en omvat onder andere:

  • beginnen: “De les is begonnen.”
  • blijven: “Zij is thuis gebleven.”
  • komen: “Hij is aangekomen.”
  • gaan: “De trein is vertrokken.”
  • gebeuren: “Er is een ongeluk gebeurd.”
  • vergeten: “Ik ben het vergeten.”
  • worden: “Het is koud geworden.”
  • lukken: “Het is hem gelukt om te slagen.”
  • mislukken: “De poging is mislukt.”
  • slagen: “Ze is geslaagd voor haar examen.”

En vergeet de talloze samenstellingen niet! “Ontsnappen,” “terugkeren,” “opstaan,” “doorgaan,” “achterblijven” – allemaal werkwoorden die de “zijn”-vorm gebruiken in de voltooide tijd, omdat ze een beweging, een overgang of een verandering inhouden.

Waarom is dit belangrijk? Het begrijpen van deze grammaticale regel helpt ons om de nuances van de Nederlandse taal beter te begrijpen. Het stelt ons in staat om preciezer en effectiever te communiceren, en te waarderen hoe de taal reflecteert over de dynamiek van verandering, beweging en resultaat. Kortom, “zijn” is niet alleen een koppelwerkwoord, maar een sleutel tot het ontsluiten van de complexiteit en de schoonheid van de Nederlandse werkwoordstijden. Het vertelt een verhaal over de voortdurende reis van verandering en de staat waarin we ons bevinden.