Wat zijn de werkwoordsvormen 1, 2 en 3?
Werkwoordsvormen 1, 2 en 3 in de Tegenwoordige Tijd
In de Nederlandse taal worden werkwoordsvormen gebruikt om aan te geven welke persoon of entiteit een handeling of gebeurtenis uitvoert. Voor werkwoorden in de tegenwoordige tijd onderscheiden we drie werkwoordsvormen: 1, 2 en 3.
Werkwoordsvorm 1
Werkwoordsvorm 1 wordt gebruikt voor de eerste persoon enkelvoud (ik), tweede persoon enkelvoud (jij) en derde persoon enkelvoud (hij/zij/het). Voor de vorming van werkwoordsvorm 1 combineren we de stam van het werkwoord met de volgende persoonsvormen:
- Ik: ik + stam
- Jij: jij + stam
- Hij/zij/het: hij/zij/het + stam
Voorbeeld:
- Infinitief: vinden
- Werkwoordsvorm 1: ik vind, jij vindt, hij vindt
Werkwoordsvorm 2
Werkwoordsvorm 2 wordt gebruikt voor de eerste persoon meervoud (wij), tweede persoon meervoud (jullie) en derde persoon meervoud (zij). Voor de vorming van werkwoordsvorm 2 gebruiken we het volledige werkwoord zonder persoonsvorm.
Voorbeeld:
- Infinitief: vinden
- Werkwoordsvorm 2: wij vinden, jullie vinden, zij vinden
Werkwoordsvorm 3
Werkwoordsvorm 3 wordt gebruikt voor de beleefdheidsvorm (u). De vorming van werkwoordsvorm 3 is als volgt:
- U: u + hele werkwoord
Voorbeeld:
- Infinitief: vinden
- Werkwoordsvorm 3: u vindt
Voorbeeldzinnen
- Ik vind dit artikel erg interessant.
- Jij vindt dit boek niet zo leuk.
- Hij vindt het belangrijk om gezond te eten.
- Wij vinden het leuk om samen te koken.
- Jullie vinden de film veel te spannend.
- Zij vinden het prettig om op vakantie te gaan.
- U vindt het belangrijk om respectvol met elkaar om te gaan.
Commentaar op antwoord:
Bedankt voor uw opmerkingen! Uw feedback is erg belangrijk om ons te helpen onze antwoorden in de toekomst te verbeteren.