Wat zijn de werkwoordsvormen 1, 2 en 3?

15 weergave
De werkwoordsvormen in de tegenwoordige tijd worden gevormd door de stam van het werkwoord te combineren met persoonsvormen (ik, jij, hij/zij/het, wij, jullie, zij). Bijvoorbeeld: ik vind, jij vindt, hij vindt. Voor meervoudsvormen worden de hele werkwoorden gebruikt (wij vinden, jullie vinden, zij vinden).
Opmerking 0 leuk

Werkwoordsvormen 1, 2 en 3 in de Tegenwoordige Tijd

In de Nederlandse taal worden werkwoordsvormen gebruikt om aan te geven welke persoon of entiteit een handeling of gebeurtenis uitvoert. Voor werkwoorden in de tegenwoordige tijd onderscheiden we drie werkwoordsvormen: 1, 2 en 3.

Werkwoordsvorm 1

Werkwoordsvorm 1 wordt gebruikt voor de eerste persoon enkelvoud (ik), tweede persoon enkelvoud (jij) en derde persoon enkelvoud (hij/zij/het). Voor de vorming van werkwoordsvorm 1 combineren we de stam van het werkwoord met de volgende persoonsvormen:

  • Ik: ik + stam
  • Jij: jij + stam
  • Hij/zij/het: hij/zij/het + stam

Voorbeeld:

  • Infinitief: vinden
  • Werkwoordsvorm 1: ik vind, jij vindt, hij vindt

Werkwoordsvorm 2

Werkwoordsvorm 2 wordt gebruikt voor de eerste persoon meervoud (wij), tweede persoon meervoud (jullie) en derde persoon meervoud (zij). Voor de vorming van werkwoordsvorm 2 gebruiken we het volledige werkwoord zonder persoonsvorm.

Voorbeeld:

  • Infinitief: vinden
  • Werkwoordsvorm 2: wij vinden, jullie vinden, zij vinden

Werkwoordsvorm 3

Werkwoordsvorm 3 wordt gebruikt voor de beleefdheidsvorm (u). De vorming van werkwoordsvorm 3 is als volgt:

  • U: u + hele werkwoord

Voorbeeld:

  • Infinitief: vinden
  • Werkwoordsvorm 3: u vindt

Voorbeeldzinnen

  • Ik vind dit artikel erg interessant.
  • Jij vindt dit boek niet zo leuk.
  • Hij vindt het belangrijk om gezond te eten.
  • Wij vinden het leuk om samen te koken.
  • Jullie vinden de film veel te spannend.
  • Zij vinden het prettig om op vakantie te gaan.
  • U vindt het belangrijk om respectvol met elkaar om te gaan.