Wat zijn de dagen van de week in het Spaans?

21 weergave
De Spaanse namen voor de weekdagen zijn: maandag (lunes), dinsdag (martes), woensdag (miércoles), donderdag (jueves), vrijdag (viernes), zaterdag (sábado) en zondag (domingo). Het weekend omvat zaterdag en zondag, el fin de semana.
Opmerking 0 leuk

De dagen van de week in het Spaans

In het Nederlands hebben we zeven dagen in de week: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag. In het Spaans zijn de dagen van de week:

  • Lunes (maandag)
  • Martes (dinsdag)
  • Miércoles (woensdag)
  • Jueves (donderdag)
  • Viernes (vrijdag)
  • Sábado (zaterdag)
  • Domingo (zondag)

Het weekend, ook wel “el fin de semana” genoemd, omvat zaterdag en zondag.

Voorbeeldzinnen

  • Mañana es lunes, tengo que ir a trabajar. (Morgen is het maandag, ik moet naar mijn werk.)
  • El martes es el día de la basura. (Dinsdag is vuilnisdag.)
  • Miércoles es mi día favorito de la semana. (Woensdag is mijn favoriete dag van de week.)
  • El jueves voy a la tienda de comestibles. (Donderdag ga ik naar de supermarkt.)
  • Viernes es el día de pago. (Vrijdag is betaaldag.)
  • El sábado salgo con mis amigos. (Zaterdag ga ik uit met mijn vrienden.)
  • El domingo descanso y leo un libro. (Zondag neem ik rust en lees ik een boek.)

Tips om de dagen van de week in het Spaans te onthouden

  • Let op de overeenkomsten met het Nederlands: “lunes” (maandag) en “viernes” (vrijdag).
  • Groepeer de dagen qua spelling: “martes”, “miércoles” en “jueves” beginnen allemaal met “M”.
  • Maak gebruik van ezelsbruggetjes: bijvoorbeeld, “Sábado” (zaterdag) kun je onthouden door het te associëren met het werkwoord “saber” (weten), omdat zaterdag de dag is waarop je weet dat het weekend is begonnen.