Wanneer gebruik je de preterito imperfecto?

28 weergave
De preterito imperfecto beschrijft een gebeurtenis in het verleden die niet afgerond is of waarvan de precieze afloop onbekend is. Het geeft een achtergrond, een context of een herhaalde handeling aan tijdens een andere, hoofdaderlijke gebeurtenis.
Opmerking 0 leuk

Wanneer gebruik je de preterito imperfecto?

De preterito imperfecto, ook wel onvoltooid verleden tijd genoemd, wordt in het Spaans gebruikt om aan te geven dat een handeling in het verleden begon, maar niet is afgerond of waarvan de precieze afloop onbekend is. Het wordt ook gebruikt om een achtergrond, een context of een herhaalde handeling aan te geven tijdens een andere, hoofdaderlijke gebeurtenis die in de preterito perfecto simple (voltooid verleden tijd) staat.

Gebruik van de preterito imperfecto:

  • Onafgemaakte acties: Voor acties die in het verleden zijn begonnen, maar nog niet zijn afgerond.
  • Achtergrondinformatie: Om de context of achtergrond te schetsen van een hoofdaderlijke gebeurtenis.
  • Herhaalde acties: Voor herhaalde of gewoonte handelingen in het verleden.
  • Gevoelens, toestanden en beschrijvingen: Om gevoelens, toestanden of beschrijvingen te uiten die in het verleden bestonden.
  • Simultane handelingen: Voor handelingen die tegelijkertijd met een hoofdaderlijke gebeurtenis plaatsvonden.

Vorming van de preterito imperfecto:

  • Reguliere werkwoorden: Verwijder de uitgang -ar, -er of -ir en voeg de volgende uitgangen toe:
Werkwoordssoort Uitgang
-ar -aba
-er -ía
-ir -ía
  • Onregelmatige werkwoorden: Raadpleeg een woordenboek voor de onregelmatige vormen.

Voorbeelden van gebruik:

  • Onafgemaakte acties: “Estaba estudiando cuando llegó el profesor” (Ik was aan het studeren toen de leraar binnenkwam).
  • Achtergrondinformatie: “Vivía en una casa grande y tenía muchos amigos” (Hij woonde in een groot huis en had veel vrienden).
  • Herhaalde acties: “Siempre iba al parque a pasear a su perro” (Hij ging altijd naar het park om zijn hond uit te laten).
  • Gevoelens, toestanden en beschrijvingen: “Estaba triste y solo” (Hij was verdrietig en eenzaam).
  • Simultane handelingen: “Mientras caminaba, escuchaba música” (Terwijl hij liep, luisterde hij naar muziek).