Hoe zeg je hond in het Spaans?

31 weergave
Het Spaanse woord voor hond is *el perro*.
Opmerking 0 leuk

Hoe zeg je “hond” in het Spaans?

In het Spaans is het woord voor “hond” el perro. Het woord el perro is een zelfstandig naamwoord en wordt gebruikt om te verwijzen naar een mannelijke hond. Voor een vrouwelijke hond gebruik je la perra.

Voorbeelden:

  • El perro es mi mejor amigo. (De hond is mijn beste vriend.)
  • La perra está embarazada. (De hond is zwanger.)

Enkele andere woorden die betrekking hebben op honden:

  • Cachorro – puppy
  • Caniche – poedel
  • Labrador – labrador
  • Bulldog – bulldog
  • Pastor alemán – Duitse herder

Geslacht van honden:

In het Spaans hebben honden een geslacht, net als mensen. Dit betekent dat je bij het verwijzen naar een hond het juiste geslacht moet gebruiken. De meeste honden zijn mannelijk, dus je zult meestal el perro gebruiken. Als je echter naar een vrouwelijke hond verwijst, moet je la perra gebruiken.

Andere uitdrukkingen met “hond”:

  • Sacar a pasear al perro – De hond uitlaten
  • Dar de comer al perro – De hond voeren
  • Jugar con el perro – Met de hond spelen
  • Bañar al perro – De hond wassen
  • El perro guardián – De waakhond

Door het Spaanse woord voor “hond” te kennen, kun je gemakkelijk over honden praten tijdens je Spaanse gesprekken.