Hoe weet je wat een zwak werkwoord is?

19 weergave
Sterke werkwoorden vertonen klankverandering in de verleden tijd (en voltooid deelwoord), in tegenstelling tot zwakke werkwoorden. Bij zwakke werkwoorden blijft de stam bij vervoeging in andere tijden gelijk; alleen de uitgang verandert. De klinker van de stam blijft dus onveranderd.
Opmerking 0 leuk

Hoe herken je zwakke werkwoorden?

In de Nederlandse taal worden werkwoorden onderverdeeld in sterke en zwakke werkwoorden. Het verschil tussen deze twee groepen ligt in de manier waarop ze worden vervoegd in de verleden tijd en het voltooid deelwoord. Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden waarbij de stam (de grondvorm van het werkwoord) bij vervoeging in andere tijden gelijk blijft. Alleen de uitgang verandert.

Kenmerken van zwakke werkwoorden:

  • De klinker van de stam blijft dus onveranderd, in tegenstelling tot sterke werkwoorden die klankverandering vertonen.
  • In de verleden tijd krijgen zwakke werkwoorden de uitgang -te of -de. Bijvoorbeeld: werken → werkte, praten → praatte.
  • In het voltooid deelwoord krijgen zwakke werkwoorden de uitgang -t of -d. Bijvoorbeeld: werken → gewerkt, praten → gepraat.

Voorbeelden van zwakke werkwoorden:

  • Leren → leerde, geleerd
  • Helpen → hielp, geholpen
  • Zingen → zong, gezongen
  • Denken → dacht, gedacht
  • Kopen → kocht, gekocht

Hoe onderscheid je sterke en zwakke werkwoorden?

Om te bepalen of een werkwoord sterk of zwak is, kun je de volgende stappen volgen:

  1. Bepaal de stam van het werkwoord.
  2. Vervoeg het werkwoord in de verleden tijd en het voltooid deelwoord.
  3. Controleer of de klinker van de stam verandert.

Als de klinker van de stam verandert, is het een sterk werkwoord. Als de klinker van de stam gelijk blijft, is het een zwak werkwoord.

Conclusie:

Het onderscheiden van sterke en zwakke werkwoorden is belangrijk voor het correct vervoegen van werkwoorden in het Nederlands. Door de kenmerken van zwakke werkwoorden te kennen, kun je ze gemakkelijk herkennen en correct gebruiken.