Hoe vervoeg je werkwoorden die eindigen op ir?

31 weergave
Werkwoorden op -ir krijgen in de tegenwoordige tijd uitgangen als -it, -issons, -issez, -issent. In de toekomende tijd worden dit -ira, -irons, -irez en -iront. De stam van het werkwoord bepaalt de volledige vervoeging. Let op de spelling van de stam in elke tijd en persoon.
Opmerking 0 leuk

Vervoeging van Werkwoorden op -ir

In de Nederlandse taal hebben werkwoorden die eindigen op -ir in de tegenwoordige tijd de volgende uitgangen:

  • -it
  • -issons
  • -issez
  • -issent

Voorbeelden:

  • Ik werk
  • Wij werken
  • Jullie werken
  • Zij werken

In de toekomende tijd krijgen werkwoorden op -ir de volgende uitgangen:

  • -ira
  • -irons
  • -irez
  • -iront

Voorbeelden:

  • Ik zal werken
  • Wij zullen werken
  • Jullie zullen werken
  • Zij zullen werken

Om werkwoorden op -ir correct te vervoegen, is het belangrijk om de stam van het werkwoord te identificeren. De stam is het deel van het werkwoord dat overblijft wanneer je de uitgang -ir verwijdert.

Zo is bijvoorbeeld de stam van het werkwoord “werken” “werk-“.

Hulptabel voor de Vervoeging van Werkwoorden op -ir

Persoon Tegenwoordige Tijd Toekomende Tijd
Ik -it -ira
Jij -is -iras
Hij/Zij -it -ira
Wij -issons -irons
Jullie -issez -irez
Zij -issent -iront

Voorbeelden van Vervoegingen

  • Tegenwoordige tijd:
    • Ik werk
    • Jij werkt
    • Hij/Zij werkt
    • Wij werken
    • Jullie werken
    • Zij werken
  • Toekomende tijd:
    • Ik zal werken
    • Jij zult werken
    • Hij/Zij zal werken
    • Wij zullen werken
    • Jullie zullen werken
    • Zij zullen werken

Let op de Spelling

Bij de vervoeging van werkwoorden op -ir is het belangrijk om op de spelling te letten. Zo krijgt de stam bijvoorbeeld een accent circonflexe (^) in de eerste enkelvoudsvorm van de tegenwoordige tijd.

Voorbeeld:

  • Ik werk (accent circonflexe op de “e” van “werk-“)