Hoe vervoeg je werkwoorden die eindigen op ir?
Vervoeging van Werkwoorden op -ir
In de Nederlandse taal hebben werkwoorden die eindigen op -ir in de tegenwoordige tijd de volgende uitgangen:
- -it
- -issons
- -issez
- -issent
Voorbeelden:
- Ik werk
- Wij werken
- Jullie werken
- Zij werken
In de toekomende tijd krijgen werkwoorden op -ir de volgende uitgangen:
- -ira
- -irons
- -irez
- -iront
Voorbeelden:
- Ik zal werken
- Wij zullen werken
- Jullie zullen werken
- Zij zullen werken
Om werkwoorden op -ir correct te vervoegen, is het belangrijk om de stam van het werkwoord te identificeren. De stam is het deel van het werkwoord dat overblijft wanneer je de uitgang -ir verwijdert.
Zo is bijvoorbeeld de stam van het werkwoord “werken” “werk-“.
Hulptabel voor de Vervoeging van Werkwoorden op -ir
Persoon | Tegenwoordige Tijd | Toekomende Tijd |
---|---|---|
Ik | -it | -ira |
Jij | -is | -iras |
Hij/Zij | -it | -ira |
Wij | -issons | -irons |
Jullie | -issez | -irez |
Zij | -issent | -iront |
Voorbeelden van Vervoegingen
- Tegenwoordige tijd:
- Ik werk
- Jij werkt
- Hij/Zij werkt
- Wij werken
- Jullie werken
- Zij werken
- Toekomende tijd:
- Ik zal werken
- Jij zult werken
- Hij/Zij zal werken
- Wij zullen werken
- Jullie zullen werken
- Zij zullen werken
Let op de Spelling
Bij de vervoeging van werkwoorden op -ir is het belangrijk om op de spelling te letten. Zo krijgt de stam bijvoorbeeld een accent circonflexe (^) in de eerste enkelvoudsvorm van de tegenwoordige tijd.
Voorbeeld:
- Ik werk (accent circonflexe op de “e” van “werk-“)
Commentaar op antwoord:
Bedankt voor uw opmerkingen! Uw feedback is erg belangrijk om ons te helpen onze antwoorden in de toekomst te verbeteren.