Hoe vervoeg je het werkwoord aller?
24 weergave
Het werkwoord aller (gaan) wordt als volgt vervoegd: ik ga, je gaat, hij/zij gaat, wij gaan, jullie gaan, zij/ze gaan. De gegeven voorbeelden op YouTube geven dezelfde vervoegingen weer. Een meer gedetailleerde uitleg met voorbeelden in verschillende tijden is aan te raden voor een volledig begrip.
Misschien wil je het vragen? Zie meer
Hoe vervoeg je het werkwoord ‘aller’?
Het werkwoord ‘aller’ is een onregelmatig werkwoord dat ‘gaan’ betekent. Het wordt als volgt vervoegd in de tegenwoordige tijd:
- ik ga
- je gaat
- hij/zij gaat
- wij gaan
- jullie gaan
- zij/ze gaan
Voorbeelden:
- Ik ga naar de winkel.
- Je gaat morgen op reis.
- Hij gaat naar school.
- Wij gaan uit eten.
- Jullie gaan naar een concert.
- Zij gaan op vakantie.
Vervoeging in andere tijden:
Verleden tijd (perfectum)
- ik ging
- je ging
- hij/zij ging
- wij gingen
- jullie gingen
- zij/ze gingen
Voorbeelden:
- Gisteren ging ik naar het museum.
- Vorige week ging je naar het strand.
- Hij ging gisteren naar de dokter.
- Wij gingen afgelopen weekend naar een festival.
- Jullie gingen vorige maand op reis.
- Zij gingen vorige zomer naar Spanje.
Voltooid deelwoord (perfect)
- gegaan
Voorbeelden:
- Ik ben naar de winkel gegaan.
- Je bent op reis gegaan.
- Hij is naar school gegaan.
- Wij zijn uit eten gegaan.
- Jullie zijn naar een concert gegaan.
- Zij zijn op vakantie gegaan.
Gebruiksvoorbeelden in verschillende tijden:
- Tegenwoordige tijd: Ik ga morgen naar de stad.
- Verleden tijd: Gisteren ging ik naar de bioscoop.
- Voltooide tijd: Ik ben al naar de tandarts gegaan.
- Toekomstige tijd: Morgen ga ik naar het strand.
- Voorwaardelijke tijd: Als ik geld had, zou ik naar Parijs gaan.
Door het werkwoord ‘aller’ correct te vervoegen, kun je duidelijk communiceren over je plannen en bewegingen.
#Aller Vervoegen#Nederlandse Werkwoorden#Werkwoord VervoegenCommentaar op antwoord:
Bedankt voor uw opmerkingen! Uw feedback is erg belangrijk om ons te helpen onze antwoorden in de toekomst te verbeteren.