Hoe identificeer je het hoofdwerkwoord?
Het hoofdwerkwoord identificeren
In een zin is het hoofdwerkwoord het werkwoord dat de belangrijkste actie of toestand beschrijft. Dit is meestal de persoonsvorm, die aangeeft in welke tijd en persoon de handeling plaatsvindt.
Persoonsvorm als hoofdwerkwoord
In de volgende zin is “loopt” de persoonsvorm en dus het hoofdwerkwoord:
De hond loopt naar de deur.
Hoofdwerkwoord in samengestelde werkwoordsvormen
Bij samengestelde werkwoordsvormen bestaat het hoofdwerkwoord niet uit de persoonsvorm, maar uit het werkwoord dat de kernbetekenis draagt. Dit is het werkwoord dat de actie of toestand aangeeft.
Voorbeeld:
De hond heeft naar de deur gelopen.
In deze zin is “gelopen” het hoofdwerkwoord, omdat het de kernbetekenis draagt (“lopen”). “Heeft” is een hulpwerkwoord dat de verleden tijd aangeeft.
Infinitief en voltooid deelwoord als hoofdwerkwoord
In sommige zinsstructuren kan ook de infinitief (de onbepaalde vorm van het werkwoord) of het voltooid deelwoord het hoofdwerkwoord zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij werkwoordelijke naamwoorden:
Renner is zijn passie. (infinitief)
De gebakken taart smaakte heerlijk. (voltooid deelwoord)
Tip
Een handige tip om het hoofdwerkwoord te identificeren, is door te vragen naar de actie of toestand die beschreven wordt. Het werkwoord dat antwoord geeft op deze vraag, is het hoofdwerkwoord.
#Hoe#Hoofdwerkwoord#Identificeren